SPINOZA 97: interim-verslag 2001-2003

door

Frederik Kortlandt


Zoals aangegeven in mijn vorige interim-verslag wordt de synchrone, descriptieve component van het onderzoek naar de talen van Siberië uitgevoerd in nauwe samenwerking met Bernard Comrie (Leipzig, Santa Barbara) en Elena Skribnik (Novosibirsk, München). Het diachrone, comparatieve onderzoek naar de taalfamilies van Eurazië leunt zwaar op de samenwerking met Alexander Lubotsky (Leiden), redacteur van het nieuwe grote etymologische woordenboek van de Indo-Europese talen dat met steun van NWO ontwikkeld wordt, en Sergej Starostin (Moskou, Santa Fé), wiens magistrale Etymological dictionary of the Altaic languages (2096 blz. in drie delen) bij de Leidse uitgeverij Brill verschenen is (2003). Daarnaast besteed ik een klein deel van de Spinoza-premie aan onderzoek naar de aangrenzende Tibeto-Burmaanse (of Sino-Tibetaanse) en Austro-Aziatische taalfamilies en aan de verdere ontwikkeling van een radicaal Darwinistische taaltheorie. Deze activiteiten vinden plaats in samenwerking met mijn Leidse collega's George van Driem en Jeroen Wiedenhof. Er kunnen derhalve acht componenten in het onderzoek onderscheiden worden:

1. Het onderzoek naar de Turkse talen van het centrale bergland (Altai en Sajan) vindt plaats in samenwerking met Lars Johanson (Mainz) en Marcel Erdal (Frankfurt). Zinaida Kotozhekova zal in 2004 in Frankfurt promoveren. Aiana Ozonova is nog bezig met haar onderzoek en Nonna Sagaan is inmiddels naar Bern verhuisd, waar zij haar onderzoek volgend jaar hoopt voort te zetten. Marti Roos heeft haar onderzoek met haar Leidse promotie in 2000 voorlopig afgesloten maar hoopt het onderzoek naar de Turkse talen in China t.z.t. te kunnen voortzetten. Wij hebben in 2002 in wisselende samenstelling deelgenomen aan de Altaïstische conferenties in Budapest en Mainz en in 2003 in Frankfurt.
2. Het onderzoek naar de zes andere taalgebieden in Siberië heeft grote vooruitgang geboekt. De Udihe grammatica van Irina Nikolaeva en de Yukaghir grammatica van Elena Maslova zijn inmiddels door de Berlijnse uitgeverij Mouton de Gruyter gepubliceerd en de Yukaghir texts van Maslova door de uitgeverij Harrassowitz in Wiesbaden (2001). Het vergelijkende Yukaghir woordenboek van Nikolaeva, dat in Kopenhagen zal verschijnen, is nog in bewerking. Fubito Endo werkte in hoofdzaak als groepsleider van het project Endangered Languages of the Pacific Rim (Osaka), gefinancierd door het Japanse Ministerie van OCW. In dit project wordt veel primaire en secundaire literatuur op ons vakgebied gepubliceerd. Het onderzoek van Alla Maltseva naar het Alutor (Paleosiberisch), van Natalya Koshkaryova naar het Khanty (Ob-Ugrisch), van Ekaterina Gruzdeva naar het Nivkh en van Natalya Grishina naar het Ket is voorlopig nog niet afgesloten. Zij hebben allemaal deelgenomen aan het door de Linguistic Society of America georganiseerde Linguistic Institute in Santa Barbara (2001), wat niet alleen een buitengewone stimulans voor hun eigen onderzoek was maar ook doorwerkt in het onderwijs dat zij thuis verzorgen. Zij hebben ook deelgenomen aan vele van de conferenties die vanwege het Linguistic Institute in Santa Barbara plaatsvonden. Grishina heeft ook deelgenomen aan het grote International Congress of Linguists in Praag (2003), waarvoor Gruzdeva helaas geen visum kreeg. Gruzdeva heeft gelukkig wel kunnen deelnemen aan de Nivkh workshop in Leipzig (2002), waar alle deskundigen op het vakgebied aanwezig waren. De Ket grammatica van Stefan Georg zal in de loop van de komende maanden voltooid worden.
3. Het diachrone onderzoek richt zich vooral op de oudste relaties tussen het Indo-Europees en het Oeralisch, tussen het Oeralisch en het Eskimo-Aleoets, en tussen het Japans en zijn buurtalen. De prehistorische relaties tussen het Oeralisch, het Yukaghir, de Chukotse (Paleosiberische) talen en het Eskimo-Aleoets staan opnieuw sterk in de belangstelling als gevolg van het baanbrekende boek van Michael Fortescue, Language relations across Bering Strait: Reappraising the archaeological and linguistic evidence (1998). Zich kritisch aansluitend bij de resultaten van dit werk schrijft Uwe Seefloth een proefschrift over de verbale paradigmata van deze taalfamilies waarop hij in de loop van het komende jaar in Leiden hoopt te promoveren. Hij heeft zijn opvattingen uiteengezet tijdens een speciale sessie die Fortescue over het probleem organiseerde tijdens de International Conference on Historical Linguistics in Kopenhagen (2003).
4. De oudste relaties tussen het Indo-Europees en het Oeralisch zijn het promotie-onderwerp van Petri Kallio, die zijn proefschrift nagenoeg afgesloten heeft en hierop binnenkort zal promoveren. De reconstructie van het Oeralische pronominale systeem door Frans van Nes blijkt meer complicaties op te leveren dan wij voorzien hadden en is daarom nog niet gereed. Een deel van de resultaten heeft hij reeds in 2000 op het grote Oeralisten-congres in Tartu gepresenteerd. Ikzelf heb ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van de Oeralistiek in Groningen (2001) een gedetailleerde reconstructie van het Indo-Oeralische werkwoord gepresenteerd. In aansluiting hierop zullen van mijn hand in 2004 een studie van het Indo-Oeralische fonologische systeem en een studie over de mogelijke verwantschap van het Nivkh met de Indo-Oeralische talen verschijnen.
5. Het onderzoek naar de historische relaties tussen het Japans en de (andere) Altaïsche talen (Turks, Mongools, Toengoezisch, Koreaans) heeft grote vooruitgang geboekt met het proefschrift van Martine Robbeets, waarmee zij in 2003 aan de Leidse universiteit de doctorsgraad verworven heeft. Zij heeft haar resultaten op vele conferenties gepresenteerd, o.a. tijdens de International Conference on Historical Linguistics in Kopenhagen (2003), waar Bjarke Frellesvig (Oxford) en John Whitman (Cornell) een speciale sectie over de oudste relaties van het Japans organiseerden, en krijgt voortdurend uitnodigingen uit het buitenland. Intussen is ook het artikel van Marc Miyake dat hij tijdens zijn verblijf in Leiden over het oudste Japans geschreven heeft verschenen (2003). Hierbij sluit ook het (niet uit de Spinoza-premie gefinancierde) promotie-onderzoek van Elisabeth de Boer en Steven Hagers aan dat streeft naar een reconstructie van de oorspronkelijke fonologie en morfologie van het Japans op grond van een historisch-vergelijkende analyse op basis van recente en oudere gegevens over de dialecten.
6. Een nadere bepaling van de oudste relaties tussen het Indo-Europees en naburige taalfamilies vereist natuurlijk een gedetailleerde analyse van het relevante materiaal uit de afzonderlijke Indo-Europese talen. Tegen deze achtergrond hebben Kallio en Lubotsky deelgenomen aan een Indo-Europese conferentie in Los Angeles (2001) en heeft ook Rick Derksen deelgenomen aan de grote conferentie in Kopenhagen (2003). Inmiddels is ook de sinds 1999 verwachte congresbundel over substraat in de talen van Europa in 2003 verschenen, evenals mijn boek over het Armeens. In het kader van mijn onderzoek naar het Keltisch heb ik deelgenomen aan de Tionól in Dublin (2002), mede om kennis te nemen van de meest recente vakliteratuur. Op het gebied van het Slavisch hebben wij een belangrijke primeur met de ontdekking van het oudst geattesteerde woord door Andreas Nievergelt. Een recent gestart project is de beschrijving van het meest westelijke Slavische dialect in Oostenrijk door Tijmen Pronk op basis van het taalgebruik van de laatste goede spreker.
7. Een klein deel van de Spinoza-premie wordt besteed aan onderzoek naar de zuidelijke buren van de Altaïsche taalfamilie. Het gaat hierbij in de eerste plaats om het werk van Heleen Plaisier aan het Lepcha. Haar catalogus van de in Leiden aanwezige manuscripten in deze taal is inmiddels gereed en zij hoopt haar op eigen veldwerk gebaseerde beschrijving van de huidige taal in de loop van het komende jaar te voltooien. Van Driem heeft onze theorie over de prehistorie van de Austro-Aziatische taalfamilie gepresenteerd op de Austronesische conferentie in Canberra (2002). Samen met Dörte Borchers, René Huysmans en Jean-Robert Opgenort hebben wij deelgenomen aan het jaarlijkse Himalayan Languages Symposium toen het in Bern gehouden werd (2002). Tenslotte is Katia Chirkova na haar Leidse promotie op het Chinees (2003) naar China vertrokken om veldwerk te doen met sprekers van het Baima (Tibeto-Burmaans).
8. De taalkunde waar ik voor sta is sterk empirisch gericht. Dat betekent natuurlijk niet dat ik niet in theorie geïnteresseerd zou zijn, integendeel, maar wel dat de meeste theorieën, en alle formele theorieën, voor mij irrelevant zijn. De essentie van een taal is de overdracht van betekenissen, en dit hoort in een goede theorie weerspiegeld te worden. Het laat onverlet dat een goede theorie zelf haarscherp (en dus bij voorkeur formeel) moet zijn. Daarbij komt dat het ontstaan van taal in overeenstemming met biologische wetmatigheden plaatsgevonden moet hebben. Een theorie die hieraan voorbijgaat, kan geen goede theorie zijn. Tegen deze achtergrond heb ik twintig jaar geleden een radicaal Darwinistische taaltheorie ontwikkeld als alternatief voor de op ruime schaal geaccepteerde maar helaas weinig bevredigende formele en functionele zienswijzen. Mijn Leidse collega's van Driem en Wiedenhof hebben inmiddels bij verschillende gelegenheden, meestal conferenties over "Evolution of Language", uiteenlopende persoonlijke varianten van deze theorie gepresenteerd . Het is mijn bedoeling om deze ontwikkeling ook in de toekomst te blijven stimuleren.

Op grond van het bovenstaande verwacht ik over drie jaar mijn eindrapport te kunnen schrijven. De meeste projecten zullen dan afgerond zijn en hopelijk financiering voor een vervolg gevonden hebben. Intussen blijven er talen uitsterven en culturen verloren gaan terwijl de meeste taalkundigen zich in theoretische discussies vermeien. Het is niet anders. Ook het gedrag van theoretici leent zich voor een Darwinistische analyse.


Leiden, 10 januari 2004
Klik hier voor de tekst van de Spinoza-lezing 1997.